De Amerikaanse econoom Paul Krugman heeft zich in zijn column in de New York Times kritisch uitgelaten over Bitcoin. Hij zei dat cryptocurrencies “het monetaire systeem 300 jaar terug in de tijd brengen”.
Krugman won in 2008 de prijs van de Zweedse Rijksbank voor Economische Wetenschappen ter nagedachtenis aan Alfred Nobel, beter bekend als de “Nobelprijs voor de Economie”, hoewel dat technisch gesproken niet juist is (Nobelprijzen worden conform het testament van Nobel alleen uitgereikt voor de natuurkunde, scheikunde, geneeskunde, literatuur en vrede).
De econoom heeft zich vaker zeer sceptisch uitgelaten over Bitcoin en heeft de cryptocurrency meermaals als “kwaadaardig” bestempeld. Zijn grote bezwaren tegen cryptocurrency zijn de transactiekosten en het gebrek aan tethering (ironisch door de token met dezelfde naam).
In zijn column beschrijft Krugman hoe de geschiedenis van geld langzaam verschoof van goud en zilver naar munten en bankbiljetten en nu naar creditcards en andere “digitale methoden”, die allemaal dienden om aankopen minder duur te maken.
Liefhebbers van cryptocurrency bejubelen het gebruik van de allernieuwste technologie om het monetaire systeem 300 jaar terug te brengen. Waarom zou je dat willen doen? Welk probleem lost het op? Ik wacht nog steeds op een duidelijk antwoord op die vraag.
Krugman merkt verder op dat in de toekomst, hoewel er misschien een “mogelijke balans” is waarin Bitcoin (als enige cryptocurrency) nog gebruikt zal worden, het alleen zal zijn voor “transacties op de zwarte markt en belastingontduiking”. Hij vervolgde:
Maar als die balans zou bestaan, zou dat vanaf hier moeilijk te bereiken zijn: zodra het droombeeld van een toekomst met blockchain in rook opgaat, zal de teleurstelling waarschijnlijk de hele zaak doen instorten.