Er is wellicht geen enkele film over financiële markten die bekender is dan The Big Short. In dit waargebeurde verhaal heeft een (héél) klein groepje investeerders door dat de Amerikaanse huizenmarkt in een enorme bubbel zit. Eén van de hoofdpersonages is Michael Burry, de fondsmanager van Scion Capital.
Hij wilde min of meer ‘short’ gaan op huizenobligaties, maar dat was niet direct mogelijk. Daarom liet hij Goldman Sachs een speciaal financieel product maken waarmee dit wel kon. Dit product was een credit default swap, een soort verzekering voor de waarde van hypotheken. Als de huizenmarkt in zou storten zouden deze swaps hard in waarde stijgen. Burry zag echter in dat vrijwel niemand doorhad dat de huizenmarkt in een absurde bubbel zat, zelfs veel van de grote investeringsbanken niet. Daarom had hij één eis: Goldman en de andere investeringsbanken moesten hem de garantie geven dat hij uitbetaald kon krijgen als de bank liquiditeitsproblemen zou krijgen. Dat is finance-taal voor ‘als jullie failliet gaan, heb ik dan de garantie dat ik mijn geld nog terugzie?’.
Onderling verbonden
Dat was zijn enige harde eis, maar die was wel cruciaal. Hij had namelijk door dat het knappen van de bubbel het bankensysteem minder stabiel zou maken — hypotheken vinden immers meestal hun oorsprong bij een gerenommeerde bank. Het bankensysteem is erg complex en ondoorzichtig. Ze doen bovendien vaak zaken met elkáár, zoals wegens liquiditeitsredenen. Als één bank van een financieel product af wilt en er is niet snel een koper te vinden, dan zijn er speciale instellingen en afdelingen van banken die tegen een bepaalde rente de financiële producten over willen kopen. Dat betekent dat elke bank diepe connecties had met de bank (op Wall Street letterlijk) aan de overkant van de straat. Als de ene bank failliet was zou de andere bank ook dreigen om te vallen als er niet direct ingegrepen zou worden. De kans dat markten instorten is over het algemeen niet zo groot, maar áls het gebeurt gaat dit gepaard met grote gevolgen. De meeste mensen beschermen zichzelf daar niet tegen.
Dat is vandaag de dag niet anders. Integendeel zelfs, het is een veilige aanname dat het systeem tegenwoordig nog nauwer onderling is verbonden. Het is daarnaast een fractioneel bankensysteem, wat inhoudt dat de overgrote meerderheid van het geld in feite schuld is. Als je 100 euro in schuld hebt en 100 daadwerkelijke euro’s, dan is de waarde van je vermogen 0 euro. Door al dat geld als schuld uit te geven wordt zowel de crediteur als de debiteur geforceerd om er op een verantwoordelijke manier mee om te gaan, maar het zorgt ook voor grote risico’s.
Emotie is de drijvende kracht
In het begin van de coronapandemie hebben we bijvoorbeeld gezien wat er gebeurt als mensen in paniek raken. Veel schappen in supermarkten waren leeg, omdat winkels door hamsteraars de enorme vraag niet aankonden. Emoties kunnen grote gevolgen hebben op de acties van mensen, en dus ook op hoe men met schuld omgaat. Zoals we hierboven hebben besproken kan te veel schuld het systeem té fragiel maken, en emoties kunnen de druppel zijn die de emmer doet overlopen. Instortende bubbels zouden bank runs kunnen veroorzaken, iets wat in het verleden niet onmogelijk gebleken is. Dat is de reden waarom het niet zomaar mogelijk is om al je geld van de bank te halen als je veel geld hebt. Als iedereen al zijn geld van de bank zou halen zouden de banken geen geld meer hebben om uit te lenen, daarom ligt het bedrag dat je in een bepaalde periode op kunt halen bij de bank op een maximum.
Als je ervan uitgaat dat centrale banken enorme hoeveelheden geld gaan printen om een complete financiële meltdown te voorkomen, dan bestaat er een reële mogelijkheid dat dit voor inflatie gaat zorgen, ondanks dat de constructie waarmee er geprint wordt op schuld gebaseerd is. In een periode met (erg) hoge inflatie geldt juist het tegenovergestelde als in een periode met het risico van erg hoge deflatie. Bij hoge inflatie willen mensen hun geld juist zo snel mogelijk uitgeven, want anders is het na verloop van tijd niets meer waard. In dat scenario is het ook waarschijnlijk dat cryptovaluta hard in waarde zullen stijgen, omdat veel crypto’s een beperkte voorraad hebben en dus hun waarde vast kunnen houden.
Regulaties
Banken zijn dus onderhevig aan enige vorm van risico. Het is nooit aan te raden om maar al je geld van de bank te halen, maar het is altijd zinvol om niet je volledige hebben en houden op de bank te laten staan. Je zou je crypto-exchange kunnen zien als een minder risicovolle bank, omdat de exchange voor elk bedrag daadwerkelijk euro’s op de balans moet hebben staan. Als het goed is is jouw exchange ook geregistreerd bij de centrale bank en bij regelgevende instanties, zodat het risico van de exchange geminimaliseerd kan worden.
Echter lijken dit soort exchanges geen onderdeel uit te maken van het depositogarantiestelsel — als er iets misgaat bij het platform kan het dus zijn dat je met de gebakken peren zit. Wel moeten ‘aanbieders van cryptodiensten’ geregistreerd staan bij De Nederlandse Bank (DNB) en zijn ze onderhevig aan regulaties. Het depositogarantiestelsel zorgt ervoor dat je geld tot 100.000 euro bij Nederlandse banken verzekerd is tegen faillissement. Waar het niet voor kan zorgen is dat het geld evenveel waard is nadat je het terug hebt gekregen zodra dit stelsel in werking treedt.
Eigenlijk is cold storage van bijvoorbeeld cash en cryptovaluta dus de enige oplossing voor langetermijnposities — al dan niet via custodians. Zo verzeker je jezelf van risico’s van derde partijen en zorg je ervoor dat je staande kunt blijven als risico’s realiteit worden, maar zonder dat je last krijgt van problemen zoals een bank die omvalt. Zo’n situatie zou ervoor kunnen zorgen dat je een tijdje niet bij je (digitale) geld kunt, terwijl de tijd doortikt.